Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars

Een taxi in Hanoi

Het regenzeizoen is net begonnen. De warmte hangt loom en drukkend boven de stad. Phung Gia Viet rijdt me in zijn fietstaxi door de overvolle straten waar honderdduizenden fietsers en bromfietsers schijnbaar achteloos door elkaar krioelen. De schaarse auto’s gaan luid toeterend met duizelingwekkende snelheid tussen de menigten door.

Phung Gia Viet is twintig jaar. Hij is al tien dagen mijn vaste fietstaxirijder. Eerst had ik daar even moeite mee. Want het lijkt al gauw koloniaal om je als witte bezoeker te laten verplaatsen door een zwoegende jonge Vietnamees achter je. Maar een fietstaxi is de enige betrouwbare manier van transport in Hanoi. En bovendien verzekert de 8000 dong (twee gulden) die Viet voor een rit van een uur in rekening brengt, hem, zijn moeder, zijn grootouders en zijn broertje van enkele dagen voedsel.

Alles en iedereen beweegt en maakt herrie. Viet laveert door de drukke Hang Trong straat in Hanoi waar de grote staatswinkels steeds leger worden en vervallen raken. Want sinds een paar jaar heeft de communistische partij in Vietnam het principe verlaten dat alles in handen van de staat moet zijn. Net als in de westerse landen is de ‘vrije markt’ geïntroduceerd. Dat betekent dat iedereen voor eigen rekening handel mag drijven, mag kopen en verkopen. Het gevolg is dat heel Hanoi en heel Vietnam één grote vrijmarkt, één grote bazaar is. Dat betekent ook dat de Vietnamese regering vrijwel geen hulp meer geeft aan de mensen in de vorm van subsidie, financiële hulp. Dat heeft weer tot gevolg dat de Vietnamezen moeten betalen voor de dokter en voor het ziekenhuis. Dat betekent dat mensen die geen werk hebben – en dat is in Vietnam bijna de helft van de bevolking – geen ondersteuning krijgen in de vorm van een werkloosheidsuitkering. Daardoor zijn de afgelopen jaren ineens bedelaars in de straten verschenen, mensen zonder huis, Vietnamezen die ziek in de goot liggen, jonge meisjes die zich aanbieden als prostituee. Daarom proberen zoveel Vietnamezen uit hun land te vertrekken om het elders beter te krijgen.

Eten is er in Vietnam voldoende, maar dat is dan ook alles. In de kraampjes in de stad liggen vaak niet veel meer dan een paar vruchten, wat broden en twee pakjes sigaretten. Het land heeft geen machines, nauwelijks middelen voor transport. Ik was in een werkplaatsje in Quan Ninh (in het noordoosten) en daar waren zojuist twaalf gebruikte naaimachines aangekomen uit Australië waar tweehonderd meisjes en jongens het vak van textielarbeider mee moesten leren.

Omdat er zoveel werklozen in Vietnam zijn, kunnen de lonen zo laag blijven. Het is normaal als iemand in een fabriek 80.000 Dong per maand verdient (tien dollar), maar dat is zelfs in Vietnam veel te weinig om van te leven. Daarom hebben de sterke, gezonde mensen soms twee tot drie banen om in leven te blijven. En als ze geld overhouden, schaffen ze zich een fietstaxi aan om daarmee geld te verdienen.

Phung Gia Viet heeft met zijn fietstaxi veel succes, vertelt hij op een avond als ik hem meeneem naar restaurant Hai Long Hai. Somns verdient hij wel 100.000 Dong per maand. Hij is ondernemender dan andere collega’s. Zijn taxi heeft niet de traditionele legerkleuren maar gebloemde kussentjes. Daarboven heeft hij een dakje gemaakt tegen de zon en de regen. Als een tropische bui neerdaalt, omwikkelt hij de taxi met plastic waardoor de passagier droogzit. Van zes uur ’s morgens tot twaalf uur in de nacht staat hij op z’n vaste standplaats bij hotel Hoa Binh. Soms brengt hij er de nacht door, slapend in zijn fietstaxi. Hij zegt dat hij tevreden is. Uit een verfomfaaid pakje waarin Hollandse pijptabak heeft gezeten, haalt hij de kaartjes van een dokter uit Canada en een ingenieur uit Engeland. Er zijn tienduizenden jonge Vietnamezen die hun land ontvluchten omdat ze geen werk hebben, geen toekomst en nauwelijks eten. Viet begrijpt hen wel maar zelf droomt hij van een gemotoriseerde taxi, misschien wel een auto om straks meer te kunnen verdienen. Op die manier kan hij nog beter voor zijn familie zorgen. Volgens de leer van Boeddha is respect en zorg voor ouders en grootouders het allerbelangrijkste in het leven. Viet is een goed boeddhist en dankzij jongens als Viet kunnen in Vietnam toch nog oude en zieke mensen – ondanks dat de overheid hen in de steek laat – overleven.

Polderpers